- schoot
- {{schoot}}{{/term}}1 [moederschoot; ook figuurlijk] giron 〈m.〉2 [ruimte tussen onderlijf en dijen] genoux 〈m., meervoud〉3 [scheepvaart]écoute 〈v.〉♦voorbeelden:1 de schoot van de aarde • les entrailles de la terrein de schoot van het gezin terugkeren • rentrer au foyerin de schoot van de kerk terugkeren • rentrer dans le giron de l'Eglisetoen hij zich nog in de schoot van zijn moeder bevond • quand il n'était pas encore né2 〈figuurlijk〉 het wordt hem zo maar in de schoot geworpen • tout lui réussitop iemands schoot zitten • être assis sur les genoux de qn.een kind op (de) schoot nemen • prendre un enfant sur ses genoux〈figuurlijk〉 bij elkaar op schoot zitten • être les uns sur les autres→ {{link=hand}}hand{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.